Het rendement dat pensioendeelnemers maken met hun beschikbare premieregeling varieert sterk. Dat blijkt uit een onderzoek naar producten met een neutrale beleggingslifecycle. De rendementen lopen uiteen van 4% tot 14%, met name bij deelnemers onder de 50.
Er zijn zo’n 1,3 miljoen werknemers met een beschikbare premieregeling. Het product is onder de loep genomen, waarbij de focus las op de standaard neutrale lifecycle-producten. Hier maken de meeste deelnemers gebruik van. Pensioendeelnemers jonger dan 50 hebben vorig jaar afhankelijk van de pensioenuitvoerder 4% tot ruim 14% rendement gemaakt. Bij oudere deelnemers lopen de rendementen minder uiteen. Bij de groep die vlak voor de pensioendatum zit, varieerden de rendementen in 2017 van -1% tot +4%. Elk procent rendementverschil gedurende 40 jaar geeft circa 17% verschil in pensioenresultaat.
Over de periode 2014-2017 is een rendementsverschil van ongeveer 4% per jaar geconstateerd (van 6,5% tot 10%). Dat heeft vooral te maken met de beleggingsrisico’s die de diverse lifecycles nemen. Het onderzoek toont aan dat de beschikbare DC‑producten zeer verschillend zijn. Werkgevers en werknemers moeten bij de selectie van een pensioenuitvoerder verder kijken dan de laagste kosten of de hoogste verwachte pensioenen. De vermogensbeheerkosten bedroegen vorig jaar 0,2% tot 0,6% van het beleggingskapitaal. Deze kosten zijn vergelijkbaar met voorgaande jaren.
De variatie in lifecycleproducten en risicoprofielen wordt steeds groter. Sommige uitvoerders bieden tientallen profielen. Er zijn grote verschillen in beleggingsmix en de mate van afbouw van het renterisico. Bij de keuze voor een pensioenuitvoerder dienen werkgever en OR zich hiervan bewust te zijn. Tussen default lifecycles zijn er behoorlijke verschillen in beleggingsrisico te zien. De start van de afbouw van zakelijke waarden vertoont grote spreiding, evenals de eindpositie. De meest offensieve en defensieve risicoprofielen bevatten gemiddeld circa 10% meer en minder zakelijke waarden. Daarnaast zijn er grote verschillen in het moment waarop de afdekking van het renterisico wordt opgebouwd. Bovendien is de afbouw zelf niet altijd even drastisch: Rond 10 jaar vóór de pensioendatum ligt de renteafdekking tussen circa 5% en 70%; op de pensioendatum varieert het renterisico van 0% tot circa 30%.
De gemiddelde kosten van het vermogensbeheer binnen beleggingsfondsen (inclusief eventuele extra kosten of kortingen bij de pensioenuitvoerder) zijn de laatste tien jaar gehalveerd van 0,8% naar 0,4% van het belegde kapitaal per jaar. Een kostenverschil van 0,4% per jaar gedurende 40 jaar geeft circa 7% verschil in pensioenresultaat. Er is weinig verschil tussen de kosten bij de meest offensieve en de meest defensieve risicoprofielen.
Wie na de pensioendatum wil doorbeleggen met het opgebouwde kapitaal, of daarop al eerder wil voorsorteren, heeft een lastige klus. Ook daarin zijn er grote verschillen in beleggingsrisico tussen de aanbieders. Bovendien is er onvoldoende inzicht in de jaarlijkse schommelingen in de hoogte van de uitkering. En het bredere plaatje ontbreekt: De relatie met het overige pensioeninkomen, vermogen en vaste lasten ontbreekt.
© Copyright 2014 - 2024 Riskworld | Alle rechten voorbehouden | Privacy en veiligheid | Cookies | Disclaimer | Sitemap