De rechterbank heeft d.d. 5 juli 2016 uitspraak gedaan in een zaak aangespannen tegen Instagram LLC. Instagram moet de NAW-gegevens van een accounthouder vrijgeven. NAW-gegevens zijn een reeks veldnamen waarbij de afkorting staat voor naam, adres en woonplaats. De belangen van de eisende partij wegen zwaarder dan de privacy van de accounthouder.
De feiten
De moeder van een minderjarig meisje – de eisende partij – heeft van Instagram de NAW-gegevens en het IP-adres van een accounthouder geëist. Een onbekend persoon heeft een account aangemaakt op Instagram en daarop pornografische dan wel seksueel getinte foto’s en video’s geplaatst met de naam van het minderjarige meisje erbij. Op deze manier werd de suggestie gewekt dat deze gemaakt en afkomstig waren van de minderjarige. Bekenden van de minderjarige hebben deze foto’s en video’s met verwijzingen via Whatsapp gedeeld. Door Instagram is het account verwijderd, maar de eisende partij wilde achterhalen wie dit heeft gedaan om zo te voorkomen dat er daadwerkelijk foto’s en video’s worden gemaakt van de minderjarige.
Het geschil
De eisende partij is van mening dat Instagram onrechtmatig heeft gehandeld door te weigeren de gegevens te overhandigen. Hierdoor wordt cyberpesten mogelijk gemaakt. De minderjarige wordt erg gepest en heeft zelfs een aantal zelfmoordpogingen gedaan.
Instagram stelt zich op het standpunt dat zij enkel fungeert als tussenpersoon en niet aansprakelijk is voor de informatie die door derden op het platform is geplaatst en daarnaast – conform de Privacywetgeving – moet de rechter een belangenafweging maken tussen de belangen van de eisende partij, die van de tussenpersoon en de personen van wie er persoonsgegevens worden gevorderd. Instagram kan dit zelf niet doen, aldus Instagram.
De beoordeling
“Met betrekking tot het belang van gedaagde om geen persoonsgegevens van betrokkenen te hoeven openbaren, heeft te gelden dat artikel 8 sub f Wet bescherming persoonsgegevens
- waarin de Richtlijn bescherming persoonsgegevens 95/46/EG is geïmplementeerd - aan gedaagde de bevoegdheid geeft om persoonsgegevens van de desbetreffende accounthouder te verstrekken indien zulks noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van eiseres, tenzij het belang van de (voormalige) accounthouder en in het bijzonder diens recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer prevaleert; in dat kader moeten dus de belangen van eiseres en de accounthouder tegen elkaar worden afgewogen.”
“Een dergelijke afweging leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het belang van eiseres in dit geval het zwaarste behoort te wegen, aangezien de minderjarige anders ‘vogelvrij’ zou zijn voor dit soort acties van anonieme personen. Dit betekent dat op gedaagde de rechtsplicht rust om aan eiseres de gevraagde gegevens te verstrekken. Gedaagde heeft geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het tegendeel zou moeten worden aangenomen.”
Bron: Rechtbank