Dit artikel is origineel gepubliceerd in tijdschrift De Actuaris en geschreven door Pieter Bouwknegt, Danny Dieleman en René Doff.
Arbitrage! Regelgevers gruwen ervan. De Europese Commissie (EC) maakt zich op het gebied van hypotheken zorgen over mogelijke sectoroverstijgende regelgevingsarbitrage tussen banken en verzekeraars. Verscholen in een document met een ander doel, lezen we dat de EC een onderzoek wil of de kapitaalvereisten bij verzekeraars aangepast moeten worden in de standaardformule voor het tegenpartijkredietrisico. In deze bijdrage bezien we of zo een aanpassing in de standaard formule de verschillen rechttrekt, en of de arbitragezorgen van de Europese Commissie terecht zijn. Om die vragen te kunnen beantwoorden verdiepen we ons in de wijze waarop hypotheken in de prudentiële kentallen van banken en verzekeraars terecht komen.
Bedrijfsmodel
Wat we in het dagelijks spraakgebruik als hypotheek aanduiden, is een hypothecaire lening met een woonhuis als onderpand. Momenteel hebben veel nieuwe hypotheken een rentevastperiode van twintig jaar. Bij vervroegde aflossing gedurende de rentevastperiode zal de leningverstrekker een vergoeding berekenen als de dan geldende hypotheekrente onder de contractuele rente ligt. Die vergoeding wordt berekend als de waarde van het verlies door de vervroegde aflossing. Er zijn twee belangrijke uitzonderingen voor toepassing van de vergoeding: bij verhuizing en kleinere aflossingen wordt de vergoeding niet in rekening gebracht. De rentevastduur en de vervroegde aflossingen definiëren het renteprofiel van hypotheken.
Banken trekken vooral kort spaargeld aan om het langer uit te zetten in leningen met kredietrisico. Het spaargeld kent een variabele rente en is op korte termijn opneembaar. Voor verzekeraars geldt dat de meeste hypotheken op de balans van een levensverzekeraar belanden. De verplichtingen van een levensverzekeraar kennen een lange rentevast- periode en zijn niet direct opvraagbaar. Er is dus een verschil in het rente-en liquiditeitsrisico van de funding.
Vergelijking
De prudentiële regelgeving voor banken en verzekeraars wijkt aanzienlijk af. In deze tabel zetten we de relevante verschillen op een rijtje.
|
Banken |
Verzekeraars |
Oorsprong regelgeving |
Basel committee |
Europese Commissie |
Regelgeving |
CRD IV, CRR |
Solvency II Richtlijn, Delegated Acts |
Waardering balans |
IFRS volgend + correcties |
IFRS actuele waarde |
Hypotheekwaardering |
Kostprijs |
Actuele waarde |
Kapitaalambitie |
99,9% één jaar verlies |
99,5% één jaar VaR |
Solvabiliteit-weergave |
8% over Risk Weighted Assets |
1/200 verlies in sub-SCR |
Opslag grote instellingen |
Variabel |
Niet |
Diversificatie tussen risico's |
Nee |
Ja |
Kredietrisico hypotheken |
Pillar 1 |
Pillar 1, tegenpartij risico sub-module |
Rente-impact hypotheken |
Pillar 2 |
Pillar 1, renterisico sub-module |
Waardering
De prudentiële balanswaardering bij banken is gebaseerd op IFRS, inclusief de onder IFRS 9 geldende bepalingen inzake voorzieningen voor mogelijke kredietverliezen. Banken zullen meestal van de mogelijkheid gebruik maken om de hypotheken op basis van kostprijs te waarderen. Daarnaast worden voorzieningen aangehouden voor verwachte kredietverliezen. De waardering van de hypotheken zal stabiel zijn gedurende de looptijd, al kunnen de voorzieningen voor kredietverliezen volatiliteit veroorzaken.
Voor verzekeraars dient de balanswaardering op basis van actuele waarde te gebeuren. De DNB Q&A suggereert om voor de waardering van hypotheken de commerciële tarieven voor nieuw te verstrekken leningen te gebruiken. De mogelijkheid om vervroegd af te lossen wordt ook gewaardeerd. Voor mogelijke kredietverliezen is een opslag in de curve opgenomen, en kunnen aparte voorzieningen voor probleemleningen worden gevormd.
De waardering van de hypotheken leidt tot een aanzienlijke volatiliteit in de balans van verzekeraars. Dit wordt veroorzaakt door veran- deringen in de commerciële tarifering, die immers de basis is voor de waarderingscurve. Een verandering in de algemene (swap)rente heeft invloed op de hypotheekwaardering, maar zal gemitigeerd worden door een tegengestelde beweging in de waardering van de verzekeringsverplichtingen als er een goede rentematching is. Dat geldt niet voor de specifieke hypotheekspread, het verschil tussen de hypotheektarieven en de swaprente. Die kan door commerciële druk toe- of afnemen en zal direct effecten hebben op het eigen vermogen.
Kapitaal- en liquiditeitseisen
We baseren de vergelijking op de standaard benadering/standaard formule. Naast kapitaaleisen hebben banken ook te maken met liquiditeitsvoorschriften waarop de hypotheken invloed hebben.
Kredietrisico
Voor banken houden de kapitaaleisen in pillar 1 rekening met de kredietkwaliteit van de leningenportefeuille, die als Loan to Value (LtV) wordt uitgedrukt: de verhouding van de hoogte van de lening ten opzichte van het onderpand. Voor hypotheken wordt per lening een LtV-afhankelijke kapitaaleis bepaald. De totale kapitaaleisen voor kredietrisico in pillar 1 wordt bepaald als 8% van de som van alle risicogewogen leningen. Voor grote banken zullen opslagen van meerdere procenten gelden ten opzichte van de basis 8% over de Risk Weighted Assets. Het risicogewicht loopt bij hypotheken van 20% (LtV ≤ 50%) tot 70% (LtV ≥ 100%) over de hoogte van de lening.
Bij verzekeraars geldt een soortgelijke structuur, al is de uitwerking anders. Voor alle leningen wordt 15% van de loss-given-default (LGD) aangehouden als kapitaal. De LGD betreft het meerdere van de lening boven een grensniveau van 60% tot 80% van de waarde van het onderpand. De uiteindelijke impact op de kapitaalvereisten zal afnemen door diversificatie met andere risico’s.
De balanswaardering bij verzekeraars maakt gebruik van een hypotheekspread. Voor volatiliteit in de hypotheekspread hoeft niet expliciet gekapitaliseerd hoeft te worden in de standaardformule. Echter, de door de hypotheekspread veroorzaakte volatiliteit in de waardering maakt het wel nodig om extra kapitaal aan te houden om mogelijke waardeveranderingen op te vangen. Dit leidt tot een impliciete kapitaaleis.
Renterisico
Het renterisico bij banken wordt in pillar 2 meegenomen. De kwantificatie kan per bank afwijken, en is gebaseerd op een tussen de bank en de toezichthouder overeengekomen werkwijze, die rekening houdt met het bedrijfsmodel van de instelling. Zo een werkwijze kan bestaan uit het gebruiken van een beperkt aantal geschokte rente-curves. De meest nadelige impact van die schokken wordt als extra kapitaaleis in pillar 2 aangehouden.
Voor verzekeraars wordt het renterisico in de standaardformule berekend door de balans te herrekenen op basis van een waarderings- curve die naar boven en beneden wordt geschokt. Het maximale verlies geldt als kapitaaleis.
Vergelijking
Voor een gestileerde versie van een vergelijkbare bank en verzekeraar hebben we berekend welke kapitaaleisen resulteren op basis van de standaardformules. Daarbij hebben we ook gevoeligheden berekend, die aangeven hoe de kapitaaleisen veranderen als de kredietkwaliteit en rentevastperiode van de hypotheken worden gewijzigd is. De balans van de bank en verzekeraar kennen ook andere risico’s die tot kapitaaleisen kunnen leiden.
De illustratie laat zien hoe de kapitaaleisen bij banken en verzekeraars toenemen met de LtV. Bij banken zien we een trappetje, en bij verzekeraars een geknikte lijn. De grafiek wordt uitgewerkt voor drie verschillende rentevastduren. Bij de bank zien we dat de hogere rentevastduur tot hogere kapitaalvereisten leidt, terwijl bij verzekeraars juist een hogere rentevastduur lagere kapitaalvereisten tot gevolg heeft. Tevens zien we dat bij verzekeraars het verschil in kapitaaleis bij vijf- en tienjaarshypotheken beperkt lijkt, dat wordt in het voorbeeld veroorzaakt door niet lineaire diversificatie-effecten. De stap van tien naar twintig jaar heeft een aanmerkelijk grotere impact.
Vraag van Europese Commissie
De EC wil onderzoeken of aanpassingen in de standaardformule voor het tegenpartijkredietrisico het prudentiële speelveld tussen banken en verzekeraars gelijk kunnen trekken. We hebben gezien dat de prudentiële verschillen fundamenteler zijn, en ook in de balanswaardering en de kapitaaleisen terugkomen.
Maar het belangrijkste is dat de prudentiële regelgeving de fundamentele verschillen in het bedrijfsmodel tussen banken en verzekeraars volgt. Dit leidt ertoe dat banken kortere hypotheken op de balans houden, en verzekeraars interesse hebben in lange hypotheken. Hierdoor ontstaat voor de consument een uitgebreid aanbod van aantrekkelijk geprijsde hypotheken met verschillende looptijden.
Klik hier om het originele artikel te lezen.
Foto via Unsplash.