Tijdens de verkiezingstijd wordt binnen een deel van de politieke partijen besloten de aanval te openen op andere partijen en politici. Deze strategie is onder andere zichtbaar bij Forum voor Democratie, de partij die zich kritisch opstelt tegenover “het partijkartel”. Als er tijdens een politieke campagne kritiek wordt geuit op een tegenstander, dan wordt er ook wel gesproken van negative campaigning. Hoewel de term inherent uitgaat van negativiteit, zijn wetenschappers het niet altijd eens over de effecten ervan.
Meer of minder opkomst tijdens de verkiezingen?
Vooral over het effect op de stembereidheid van de burger is veel onenigheid. Enerzijds zijn er onderzoekers die beweren dat negative campaigning ertoe leidt dat er meer burgers betrokken worden bij de politiek. Negatieve informatie en sensatie spreken namelijk veel mensen aan en zijn belangrijke nieuwswaarden, waardoor er veel berichtgeving over zal zijn. Als men dit consumeert, wordt de betrokkenheid groter en valt te beargumenteren dat de opkomst bij verkiezingen hoger is.
Anderzijds zijn er ook wetenschappers die stellen dat negativiteit leidt tot demobilisatie, omdat de burger afknapt op voortdurende negatieve uitingen en daarom niet meer wil bijdragen daaraan. Als gevolg daarvan is het denkbaar dat er minder gestemd wordt bij de verkiezingen. Deze onderzoeken zijn met name uitgevoerd in de Amerikaanse context. Gezien het feit dat de Amerikaanse en Nederlandse politieke stelsels enorm verschillen, is het lastig te zeggen of dit ook op de Nederlandse politiek toepasbaar is.
Meer of minder wantrouwen in de overheid?
Ook over het ontstaan van wantrouwen in de overheid is geen overeenstemming in het wetenschappelijke veld. Hierbij speelt het politieke stelsel van het betreffende land een zeer belangrijke rol.
In de Verenigde Staten brengt de kiezer een stem uit op de Democraten of de Republikeinen. Als zij zich beiden bezighouden met negative campaigning en de kiezer daardoor wordt afgeschrikt, dan ontstaat er mogelijk wantrouwen in het functioneren van de presidentskandidaten. In Nederland zal dat minder snel het geval zijn. Er is hier namelijk een meerpartijenstelsel, in tegenstelling tot in de Verenigde Staten. Als twee partijen zich bezighouden met elkaar in een kwaad daglicht stellen, dan zijn er altijd nog andere partijen waarop de afgeschrikte kiezer kan stemmen.
Een inhoudelijke afweging
Enkele onderzoekers, waaronder Geer (2006), beargumenteren dat negative campaigning geen risico vormt voor de democratie, maar deze juist ondersteunt. Doordat de politici gebreken aankaarten van de ander, is de kiezer beter geïnformeerd over eventuele misstanden en problemen. De kiezer heeft dan meer kennis over de verschillen tussen partijen en kan een afgewogen keuze maken over de partij die het beste bij hem of haar past, op basis van de kritiek van andere partijen of politici.
Risico: onevenredige verdeling van media-aandacht
Zoals eerder benoemd, heeft negative campaigning een hoge nieuwswaardigheid. Burgers consumeren graag negatief nieuws over conflicten en sensatie en daar zullen de media op inspelen, door dergelijke negatieve uitingen uit te vergroten in de berichtgeving. De politici die het hardst schreeuwen zullen daarom het vaakst en het langst in de berichtgeving voorkomen, waardoor de berichtgeving volgens onderzoekers geen representatieve afspiegeling meer vormt van de verschillende politieke meningen en partijen in de maatschappij. Bovendien kan een overmatige blootstelling aan het gedachtegoed van één of enkele partijen beïnvloeden hoe het publiek denkt en stemt.
Bronnen:
-
Ansolabehere, S., & Iyengar, S. (1995). Going negative: How attack ads shrink and polarize the electorate. New York: Free Press.
-
Geer, J.G. (2006). In defense of negativity: Attack ads in presidential campaigns. Chicago: University of Chicago Press.
-
Haselmayer, M. (2019). Negative campaigning and its consequences: A review and a look ahead. French Politics, 17, 355-372.
-
Lau, R.R., Sigelman, L., & Rovner, I.B. (2007). The effects of negative political campaigns: A meta-analytic reassessment. American Political Science Review, 93(4), 851-876.
- Foto via Unsplash