Autoriteit Financiële Markten
Naast DNB is er nog een financiële toezichthouder: de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Deze houdt toezicht op de manier waarop financiële instellingen omgaan met hun klanten. Instellingen mogen consumenten bijvoorbeeld geen misleidende informatie geven. Daarnaast heeft de AFM tot taak het gedragstoezicht op financiële markten uit te oefenen en te beslissen omtrent de toelating van financiële ondernemingen tot die markten. De taakomschrijving van de AFM staat in artikel 1:25 van de Wet op het financieel toezicht (Wft).
DNB en de AFM werken samen, vanuit hun eigen rol. De AFM houdt toezicht op het gedrag van ondernemingen, DNB houdt prudentieel toezicht. Dit houdt in dat DNB erop toeziet of partijen op de financiële markten aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen. De AFM en DNB werken onder meer samen bij de verlening en intrekking van vergunningen.
Versterking van de samenwerking met DNB staat hoog op de agenda bij de AFM. De financiële crisis heeft laten zien hoe groot de systeemrisico’s op de markten kunnen zijn. Deze risico’s op gedrags- en prudentieel terrein hangen met elkaar samen en liggen in elkaars verlengde. Dit geldt op het niveau van zowel individuele bedrijven als het financiële systeem.
Maatregelen die AFM kan opleggen
De AFM heeft zware en minder zware maatregelen die ze kunnen opleggen om naleving van wet- en regelgeving af te dwingen. Het meest wordt gebruik gemaakt van zogenaamde norm overdragende instrumenten. Voordat ze overgaan tot een maatregel wordt grondig onderzoek gedaan. Daarna wordt bepaald welke maatregel daar het best bij past.
De AFM kan de volgende maatregelen opleggen:
- Een normoverdragend gesprek/waarschuwing geven;
- Een openbare waarschuwing geven door een persbericht;
- De financiële dienstverlener op een waarschuwingslijst plaatsen;
- Een aanwijzing geven;
- Bestuurders heenzenden;
- Een vergunning intrekken;
- Een toezegging opleggen;
- Een last onder dwangsom of boete opleggen.
Hoe beslissen de AFM en DNB over een maatregel na een overtreding?
De AFM en DNB baseren hun afwegingen omtrent welke maatregel moet worden opgelegd op hun gezamenlijke Handhavingsbeleid. Ze laten onder meer meewegen of er sprake is van recidive, in welke mate de overtreding verwijtbaar is, in hoeverre derden zijn benadeeld, in welke mate de overtreder door de overtreding voordeel heeft verkregen, of de overtreder uit eigen beweging de overtreding heeft beëindigd, wat de duur van de overtreding is geweest, in hoeverre de overtreder meewerkt aan het onderzoek, wat de financiële draagkracht is van de overtreder, wat het economische effect van de toezichtsmaatregel is, of de overtreding heeft geleid tot marktverstoting en of door de overtreding het vertrouwen in de markt is geschaad.
Maar de AFM en DNB letten niet alleen op de overtreding als zodanig, maar ook elementen die zien op het gedrag van de overtreder in bredere zin laten zij meewegen. In de kern gaat het hierbij vaak om de vraag in hoeverre de cultuur binnen een financiële onderneming is gericht op compliance, op naleving van de regels. Zij kunnen bijvoorbeeld vragen of de overtreder zelf de overtreding heeft gemeld bij de toezichthouder.
Ter illustratie een voorbeeld van een zaak waarin de compliance gerichtheid van de overtreder een belangrijke rol kan spelen bij de beslissing om al dan niet over te gaan tot het treffen van formele maatregelen.
Voorbeeld AFM – aanbieden effecten
De AFM stuit op twee aanbieders van participaties in onroerend goed (effecten) Geen van beide heeft voldaan aan de verplichting om een prospectus op te stellen. Hoewel sprake is van dezelfde soort overtreding, maakt de AFM in elk van de gevallen een specifieke afweging over de wijze waarop zij tegen de aanbieder optreedt. Stelt één van de aanbieders bijvoorbeeld direct na het eerste contact met de AFM een prospectus op en biedt hij de reeds ingestapte beleggers de mogelijkheid om na kennisneming daarvan de koop ongedaan te maken, dan kan dat voor de AFM aanleiding zijn om het jegens die aanbieder te laten bij een waarschuwing. Onderneemt de andere aanbieder geen actie, dan zal de AFM jegens hem een formele maatregel treffen om de overtreding te beëindigen (bijvoorbeeld een last onder dwangsom) en daarnaast overwegen om over te gaan tot boeteoplegging.
Voorbeeld DNB – uitbesteding van werkzaamheden
DNB stelt vast dat een pensioenfonds werkzaamheden heeft uitbesteed aan een vermogensbeheerder. In de uitbestedingsovereenkomst tussen pensioenfonds en vermogensbeheerder is niet duidelijk vastgelegd wat de rapportageverplichtingen zijn van de vermogensbeheerder. Dit levert een overtreding op van de Pensioenwet. Uit een onderzoek bij het fonds blijkt dat de informatieverstrekking van de vermogensbeheerder aan het pensioenfonds in de praktijk ruimschoots voldoende is. Na een normoverdragend gesprek met DNB waarin het pensioenfonds wordt gewezen op de overtreding en door DNB wordt verzocht om de uitbestedingsovereenkomst aan te passen, zegt het pensioenfonds toe dat alle afspraken over informatieverstrekking duidelijk binnen de door DNB gestelde deadline in de uitbestedingsovereenkomst zullen worden vastgelegd. Deze omstandigheden kunnen voor DNB aanleiding zijn om (vooralsnog) af te zien van het inzetten van formele maatregelen.
De AFM en DNB kunnen dus optreden tegen degene die de overtreding heeft begaan. Vaak is dit een onderneming in de vorm van een rechtspersoon. In principe treden de AFM en DNB in die gevallen op tegen de onderneming zelf. Daarnaast kunnen ze ook optreden tegen natuurlijke personen en/of rechtspersonen die opdracht hebben gegeven tot de overtreding van die rechtspersoon of daaraan feitelijk leiding hebben gegeven. Meestal leggen ze dan een bestuurlijke boete op.
Meer weten over de toezichthouder? Stel je vraag in de comments.
Bron: Redactie Riskworld, dnb.nl, afm.nl, Handhavingsbeleid van de AFM en DNB