Op 27 oktober heeft de Europese Commissie een herziening van de EU bankvoorschriften die algemeen bekend staat als Basel 4 goedgekeurd. Door deze goedkeuring worden de regels per 1 januari 2025 van kracht, twee jaar later dan volgens het oorspronkelijke tijdschema van de Bank voor Internationale Betalingen (BIS). Buiten de aanvullingen en aan- passingen in CRR II en CRD IV, bevat het pakket maatregelen om toe- zicht in de EU te versterken en het stelt eisen aan hoe banken moeten omgaan met klimaatrisico’s – maar daarover later meer.
Een belangrijke wijziging is de invoering van een ondergrens in de minimum kapitaalvereisten op totaalniveau. Deze ondergrens is een percentage van de kapitaalsvereiste volgens de standaardformule en beperkt zo het voordeel dat banken kunnen behalen door het gebruik van interne risicomodellen. Deze ondergrens wordt met ingang van 2025 ingevoerd op 50% en loopt op tot 70% in stappen van 5 procentpunt per jaar gevolgd door een laatste stap naar 72.5% in 2030.
De laatste studie van de Europese Bankautoriteit (EBA) laat zien dat de impact van de ondergrens beperkt is op gemiddeld 8% van het kernkapitaal. Deze studie vertelt echter niet het hele verhaal. Het gevolg van de ondergrens is dat er een nieuwe afweging te maken is omtrent het gebruik van interne modellen, omdat het schrappen van deze modellen voor bepaalde portefeuilles of risicotypes mogelijk geen impact heeft op de minimum kapitaalsvereiste. Als bijvoorbeeld 30% van de risicogewogen activa (RWA) volgens de standaardformule wordt gekapitaliseerd, is de effectieve ondergrens voor de overige 70% RWA immers 1 - (1 – 72.5%)/70% ≈ 61%. Indien op de 70% RWA met behulp van een intern model deze ondergrens gehaald wordt, kan de minimum kapitaalsvereiste niet meer worden verlaagd door voor de overige 30% een intern model te gebruiken. Omdat de kosten om interne modellen te ontwikkelen en onderhouden significant zijn, kiest een aantal Nederlandse banken er in de praktijk al voor om geen interne modellen meer te onderhouden voor marktrisico en om bepaalde kredietportefeuilles terug te zetten naar standaard modellen.
Klimaatrisico steeds belangrijker voor banken
Behalve de traditionele krediet-, markt- en operationele risico’s wordt klimaatrisico steeds belangrijker voor zowel banken als de toezicht- houders. Zo moeten de wat grotere banken vanaf 28 juni 2022 informatie openbaren over hun blootstelling aan ESG risico’s, inclusief fysieke en transitie risico’s. Om de capaciteit van banken om de klimaatrisico’s in te schatten te verbeteren voert de Europese Centrale Bank (ECB) tussen maart en juli 2022 de eerste klimaatrisico stresstest uit bij banken. Grote uitdagingen hierbij zijn de gebruikte methodiek voor de stress tests, die bij sommige banken nog niet vergevorderd is, en het gebrek aan goede data.
Vooralsnog hebben de stresstests geen directe implicaties voor het benodigde kapitaal, maar de verwachting is dat dit binnen een aantal jaar wel het geval zal zijn – en deze impact op het kapitaal kan wel eens significant worden. Volgens een stresstest van twee onderzoekers van De Nederlandsche Bank kan, in het meest extreme scenario met dijkdoorbraken in het westen van het land, bijna de helft van het bufferkapitaal van Nederlandse banken worden weggevaagd. Daarmee vergeleken is de impact van de Basel 4 kapitaalsvereisten een peulenschil.
Risicomodellen in de COVID-19-pandemie
Op het moment dat banken de interne risicomodellen het meeste nodig hadden tijdens het begin van de COVID-19-pandemie, bleken de kredietrisicomodellen (IFRS 9) niet geschikt voor snel veranderende situaties. Data over macro-economische variabelen zoals het BBP en het werkloosheidspercentage, waarop de modellen deels gebaseerd zijn, worden pas na een paar maanden (door bijvoorbeeld het CBS) gepubliceerd en waren derhalve niet op tijd beschikbaar om voorzieningen mee te berekenen. Dus werden de voorzieningen met name bepaald door het oordeel van experts door middel van add-ons.
Toen enkele maanden na het begin van de pandemie de macro- economische data wel beschikbaar kwamen, bleken veel van de gebruikte correlaties tussen macro-economische variabelen en de verwachte kredietverliezen niet meer geschikt. Op basis van de macro- economische data werden heel veel verliezen (defaults) verwacht. Echter, deze bleven uit vanwege overheidssteun. Ook waren deze macro-economische data zelf, van bijvoorbeeld de werkloosheid, vaak niet een getrouwe weerspiegeling van de werkelijkheid. Door deze zelfde overheidssteun werd de werkloosheid namelijk kunstmatig laag gehouden.
Of de risicomodellen weer betrouwbaar blijken te zijn als de macro- economie is gestabiliseerd én hoe de data van de afgelopen twee jaar dan nog gebruikt kunnen worden is de vraag. Modelleurs komen in ieder geval veel asteriskjes tegen bij gebruik van 2020/2021 data en de noodzaak om de modellen te duiden met behulp van experts is nog lange tijd groter dan voorheen.
Conclusie
De klimaatcrisis en de pandemie zijn overtuigende redenen waarom de werking van interne modellen in de toekomst minder goed zal zijn dan in het verleden. Tegelijkertijd is het economische voordeel dat behaald kan worden door Basel 4 aan banden gelegd. Dat laatste kan echter wel eens een oplossing bieden voor het eerste. Als de focus minder ligt op het behalen van zo laag mogelijke kapitaalsvereisten, ontstaat meer ruimte om modellen breder inzetbaar en robuuster te maken door het gebruik van expert kennis, stress tests, scenario analyse en alternatieve risicofactoren. Dat kan leiden tot een meer adequate risicobeheersing, ook in de huidige crises. Als de sector erin slaagt deze slag te maken, is het wel degelijk zinvol om risicomodellen te blijven gebruiken.
Klik hier om het originele artikel te lezen.
Foto via Unsplash.